dada

PrintCamiel Bouchier0

Vandaag gebruikte ik een paar keer het woord “dada” in de betekenis van “stokpaardje”. ("Franse geschiedenis is echt zijn dada")

En dan ging ik mij afvragen waar die uitdrukking vandaan komt. We steken maar meteen de grens over naar onze Franse vrienden waar we in de Larousse een verklaring vinden voor het woord: "Occupation, idée favorite, sujet de conversation préféré ; marotte, hobby.". Een stap dichter zou ik denken. Maar hoe kwamen die Fransen daar dan weer bij? Ook hier internet ter hulp: french.stackexchange.com

Dada a une origine onomatopéique, le bruit que font sur les pavés les sabots des chevaux au pas: da, da, da, da, ou plus vraisemblablement au trot: dada, dada, dada, dada. Le plus récent tagada, tagada, tagada correspond lui sans équivoque au galop. Le dictionnaire historique de la langue française (sld Alain Rey) indique pour dada : « Formation onomatopéique du langage enfantin désignant le cheval (1508) »

Maar wacht! Dan wordt hier paardje uit de kindertaal bedoeld. Is dat geen “stokpaardje”? Wat de cirkel weer eens mooi rond maakt!

Geen reacties op “dada”